De schilder Ger Lataster (Schaesberg, 1920) wordt over het algemeen gerekend tot de abstract-expressionisten. Hij verwierf nationaal en internationaal bekendheid tijdens de hoogtijdagen van deze stroming in de jaren ’50 en ’60. De toenmalige directeur van het Stedelijk Museum van Amsterdam, Sandberg, waardeerde zijn werk ten zeerste en nam het op in de exposities die hij organiseerde (zoals Nederlandse bijdrage tot de internationale ontwikkeling sedert 1945) en in de collectie van dit museum.Toen nam Lataster tevens deel aan de belangrijkste internationale tentoonstellingen (waaronder de Documenta en Vitaliteit van de kunst). Maar ook later had hij verschillende eenmanstentoonstellingen in het Stedelijk Museum van Amsterdam, het Van Abbemuseum in Eindhoven, het Maastrichtse Bonnefantenmuseum, het Dordrechts Museum en het Singermuseum in Naarden. In een groot aantal particuliere en museale, binnenlandse en buitenlandse collecties is zijn werk te vinden.
Latasters plafondschildering Icarus Atlanticus (1987) in het Haagse Mauritshuis heeft ongetwijfeld de meeste aandacht gekregen. Dit monumentale schilderij illustreert op voorbeeldige wijze hoe zijn kunst zich heeft ontwikkeld. Het Icarusthema greep hij al aan het begin van de jaren ’50 aan om een geheel eigen versie van het abstract-expressionisme te ontwikkelen. Dit onderwerp verbond hij met een gedramatiseerd beeld van neerstortende piloten en straaljagers. Het streven om dit in nog aangrijpender en dynamischer vorm te vatten leidde er toe dat de figuratie “verdween” in een wervelend bewegend geheel. Deze verdere abstrahering mondde ook uit in een verschuiving naar een als natuurkrachten weergegeven thematiek.
Sindsdien heeft Lataster tot vandaag toe het abstract-expressionisme weten te gebruiken als een zich voortdurend vernieuwende en verrijkende methode. Hierin worden de meest uiteenlopende en contrasterende elementen, technieken en materialen met elkaar verbonden. Zijn soevereine beheersing van al deze middelen geeft zijn oeuvre een grote innerlijke consistentie, hoe groot de veranderingen ook zijn die het werk in de loop der jaren heeft ondergaan. Zo volgt op zijn uiterst meeslepende ‘action painting‘ van eind jaren ’50, begin jaren ’60, binnen een korte tijd een periode waarbij in dun geschilderde en gespoten ruimtes taferelen te zien zijn met geometrische figuren en symbolische objecten. Deze schilderijen blijven onmiskenbaar ‘Latasters’, net als het heel verschillende symbolisch-expressionistische werk van weer tien jaar later, waaronder de plafondschildering in het Mauritshuis, of zijn romantisch-impressionistische tuin- en atelierscènes uit de jaren negentig. In zijn meest recente werken treden menselijke gestaltes en voorwerpen, zoals cellistes en cello’s, door hun gedetailleerdere weergave meer op de voorgrond.
Die eenheid in alle verscheidenheid ontstaat doordat Lataster in de natuur en de emoties van het menselijk bestaan steeds weer andere vormen van dynamiek weet te ontdekken en te vertalen in een even beweeglijke en emotionele beeldgebeurtenis. Hij brengt alle aspecten van compositie, kleur en vorm evenals de plastische eigenschappen van het materiaal, samen in één intensieve visuele ervaring. Een ervaring die abstractie en figuratie met elkaar verbindt tot een geheel eigen soort expressionisme.