III. Beweging en conflict
Met de overgang naar een volledig abstract-expressionistische stijl, of “methode” zoals hij het zelf liever noemt, schakelt Lataster ook over van de verfkwast naar het paletmes. Dat verschil is duidelijk te zien als we een schilderij als Icarus Atlanticus uit 1954 vergelijken met bijv. het twee jaar later geschilderde werk, dat eveneens Icarus Atlanticus is getiteld . Deze nieuwe techniek maakt het hem mogelijk “voller” en dikker te schilderen, meer variatie in de textuur van de verf aan te brengen en vooral om gebruik te maken van de wijze waarop de streek wordt neergezet. De beweging waarmee de verf is opgebracht blijft zodoende zichtbaar en geeft de kleurvlakken een plastisch oppervlak dat bij Lataster de dynamiek van de vormen steeds meer zal ondersteunen.
Een grote verscheidenheid aan vormen en kleuren geeft ook meer diepte aan de compositie. Het meest opvallende aan Latasters werken van de tweede helft van de jaren vijftig, in vergelijking met die van Appel of Benner uit dezelfde periode blijft echter een het gehele beeld in gelijke mate bepalende beweging. Daardoor is het niet statisch, noch chaotisch beweeglijk, maar worden alle vormen in hun beweging op elkaar betrokken.
Lataster bereikt deze coherentie door verschillende elementen in een onderling thematisch verband te brengen, zoals de vallende figuur, het balspelende kind, het vuur, het luchtmachtinsigne op de vleugels en protesterende vuisten bij het Icarus-thema, en deze te gebruiken als een basisstructuur. Deze elementen zijn als zodanig voor de toeschouwer nauwlijks te herkennen, maar dienen als een soort oriëntatiepunten. Demonstratie ,uit 1958, vormt een ander voorbeeld van de eenheid van “bewogen” onderwerp en meeslepende weergave in Latasters kunst.
De Nederlandse kunstkritiek in deze periode toonde voor Latasters ontwikkeling naar het abstract-expressionisme weinig begrip. Zij zag het eigene in zijn verwerving van deze methode niet en interpreteerde het als een inconsequente navolging van Appel. De fixatie op COBRA leek een onbevangen beoordeling van Latasters werk te verhinderen. Daarbij is het vooral de volstrekt andere, de compositie organiserende, thematiek, die men daardoor miste en interpreteerde als gebrek aan eigen inhoud en als chaotische “kleurenkakafonie”.
Latasters bezwering uit de catalogus voor zijn solotentoonstelling in Heerlen en Groningen (1961) lijkt ingegeven door dit onbegrip van de toenmalige critici: “Onontkoombaar huist in ieder schilderij iets wat bestaat, de natuur, een gebeurtenis, iets wat mensen veroorzaken – goed of kwaad – of men het herkent of niet.”
Het is met name Willem Sandberg, de baanbrekende directeur van het Amsterdamse Stedelijk Museum in die jaren, die reeds vroeg oog heeft voor de eigen bijdrage van Lataster tot de internationale abstract-expressionistische avantgarde. Hij brengt Latasters nieuwe werk in een groot aantal groepstentoonstellingen, samen met andere belangrijke Nederlandse en buitenlandse kunstenaars, zoals De Kooning, Jorn, Appel, Corneille, Benner, Wagemaker, Bram van Velde, Lucebert en Couzijn. Deze exposities, vaak georganiseerd samen met andere musea, zoals “Vitaliteit in de kunst” (1959/60) , “Polariteit” (1961) en “Nederlandse bijdrage” (1962) reisden langs de grote internationale centra voor moderne kunst. Sandberg had ook een belangrijk aandeel in Latasters aanwezigheid op de voornaamste internationale tentoonstellingen, zoals de “Documenta” van 1959 en het “Guggenheim International Award” van 1960. Samen met de beeldhouwer Couzijn had Lataster in 1960/61 zijn eerste eenmanstentoonstelling in het Stedelijk Museum en het Van Abbe-museum in Eindhoven. Hoewel Sandberg in 1962 als directeur van het Stedelijk vertrok had hij inmiddels wel de grootste verzameling Latasters uit de periode 1954-1962 aangelegd die tot op heden in een museum te vinden is. Dankzij de verzamelaars Van Bommel en zijn vrouw bezit het Museum Van Bommel van Dam in Venlo ook een flink aantal werken uit deze periode. Verder kochten toendertijd o.a. de gemeente Heerlen, het Van Abbe-museum, het Bonnefanten Museum in Maastricht en het Gemeentelijk Museum in Den Haag aan. In Nederland vinden de meeste eenmansexposities van Lataster tot aan het eind van de jaren zestig plaats bij Galerie Magdalene Sothmann in Amsterdam.
Sandberg bracht Lataster in 1959 ook in aanraking met de Parijse galeriehouder Paul Facchetti. Diens belangstelling werd gestimuleerd door de aankopen van Latasters werk door een aantal grote musea en verzamelaars in de Verenigde Staten, zoals het Museum of Modern Art en het Guggenheim Museum in New York, het Carnegie Institute in Pittsburgh, het museum van Buffalo en het Fogg Art Museum van Cambridge. Voortaan vertegenwoordigt Facchetti Lataster in het buitenland en wordt zijn nieuwste werk regelmatig tentoongesteld in diens galeries in Parijs en Zürich. Via Facchetti vinden veel Latasters hun weg naar vooral Franse collectioneurs.
Voortgedreven door de innerlijke drijfkrachten van zijn eigen kunst bereikt Lataster vanaf 1959-60 een volledig abstracte stijl, die met enig recht “action painting” genoemd kan worden. De laatste resten van zichtbare figuratie zijn verdwenen en het beeld wordt beheerst door een zo direkt mogelijke weergave van botsende krachten in onstuimig wervelende vormen. Maar zelfs bij zijn “wildst” uitziende schilderijen van rond 1961 staat de “actie” van het schilderen niet voor zichzelf, maar blijft zij dienstbaar aan een zorgvuldig gecomponeerd totaalbeeld.
Lataster brengt uiteindelijk de schilderkunstige expressie tot zijn elementairste nivo terug: kleur en beweging. Overal waar kleur is, is beweging. Het geschilderde beeld wordt zelf natuur: “Als ik maar probeer zo duidelijk mogelijk een beweging ook werkelijk te volgen in alle vaart van een penseelstreek, een kleur wezenlijk te laten concurreren met het groen van een blad of het geel van de zon, voldoe ik aan het begrip realiteit.” Deze uitspraak van de kunstenaar stamt van bijna 30 jaar later, maar slaat nog even zeer op zijn “action painting” van de vroegere periode.
In de eerste helft van de jaren zestig verwijzen veel titels dan ook naar de natuur of de actie van de kleur zelf: Verwoeste oogst, Gevleugeld groen, Begin van de zomer, Zomerlicht, Voor wind beschreven, Het vertrek van het groen, Aarde en vuur enz..
De Nederlandse kritiek sluit zich nu ook aan bij die vooraanstaande buitenlandse kunsttheoretici (zoals Michel Seuphor en Nello Ponente ) die Lataster, nadrukkelijk een eigen plaats toekennen in de internationale stroming van het abstract-expressionisme. Enkelen gaan nu zelfs zo ver dat zij het vroegere oordeel over de verhouding tussen Lataster en Appel omkeren en de eerste een origineler en consequenter “action painter” vinden dan de laatste.
In dit laatste oordeel wordt echter aan het aspect van het spontane schilderen in Latasters werk van 1959-1965 een te autonome betekenis gegeven en voorbijgegaan aan de inhoudelijkheid ervan. Lataster heeft (in 1966) zelf een uitspraak gedaan, op een moment dat hij duidelijk nieuwe wegen inslaat, die juist de verbinding tussen de aanleiding uit de werkelijkheid en die schilderhandeling verwoordt:
“Wat mij betreft kan de dynamiek die inherent is aan zowel alle natuurlijke verschijnselen als de emoties die het menselijke bestaan kenmerken alleen worden weergegeven in dynamiese en emotionele termen. Alleen wanneer ik, via de daad van het schilderen, een elementaire lading heb verworven die even krachtig is als de menselijke of natuurlijke gebeurtenis die het inspireerde, voel ik dat ik de drempel bereik van een picturale werkelijkheid die overeenstemt met de natuurlijke realiteit die er de stoot toe gaf. Dan, als ik erin slaag het juiste picturale equivalent te vinden van van de natuurlijke of menselijke gebeurtenis die me beweegt, smelten techniek en onderwerp zodanig samen, dat ze onscheidbaar zijn.”
Terwijl bij veel doeken uit deze periode ook uit de titels blijkt dat het onderwerp natuurachtige verschijnselen betreft of nog abstractere bewegingen, botsingen en contrasten, is er tegelijkertijd ook sprake van werken waarin maatschappelijke en zelfs actuele politieke gebeurtenissen worden verwerkt. Enerzijds kan door de verregaande abstractie het Icarus-thema geen herkenbare uitbeelding meer krijgen, anderzijds hebben ook andere maatschappelijke, culturele en politieke ontwikkelingen de emotionele betekenis van de aanleiding ertoe op de achtergrond gedrongen. De schok die de herbewapening en het begin van de Koude Oorlog zo kort op de verschrikkingen van de Tweede Wereldoorlog teweegbrengen, maakt plaats voor het besef dat deze gebeurtenissen deel uitmaken van een nieuw wereldwijd patroon van tegenstellingen en gevaren.
Dat Lataster hierop blijft reageren binnen het kader van zijn “action painting” blijkt uit schilderijen met titels als Spanje uit 1962 en Madrileense Wurgochtend uit 1964 die betrekking hebben op de onderdrukking door de Franco-dictatuur, of Afrika en Come freedom . Bij een werk als Spanje is goed te zien, dat het de kunstenaar gaat om de emotionele lading die politieke gebeurtenissen opwekken, zodat zijn dynamische vormentaal zich verbinden kan met een even krachtige inhoud.
Deze werken vertonen t.o.v. de eerdere schilderijen een compactere structuur. Enkele kleurvlakken overheersen het beeld en nemen een duidelijker afgetekende vorm aan. De energie lijkt daarmee nog meer samengebald en explosiever, de vormen zijn onderhevig aan een versneld proces van verandering en aantasting en het beeld is een opname van het moment waarop een heftige reaktie plaats vindt. Dit dramatische moment waarop de tegenstellingen tot een uitbarsting komen geeft Lataster weer in een aantal zelfs voor zijn doen grote, machtige doeken, die allemaal in 1965/66 tot stand komen. Drie ervan hebben geen titel , maar Slagveld zoals het grootste en machtigste heet, zou een groepsnaam voor alle vier kunnen zijn. Het “veld”, dat afwisselend groen, geel en donkerbruin tot zwart is, en de “slag” zelf vormen een geheel. Natuurlijke en menselijke botsingen nemen in elkaar overgaande vormen aan.
Deze bijzonder indrukwekkende werken bieden een soort afsluitend en samenvattend panorama van Latasters ontwikkeling tot nu toe. Sandberg schreef een van zijn bondige prozagedichten voor de twee tentoonstellingen (in Minneapolis en New York) van het werk dat Lataster gedurende zijn verblijf in 1965-66 in de VS maakte. Hierin gaf hij op de voor hem kenmerkende manier de kern van die ontwikkeling weer:
“long violent strokes of pure paint
shape conflicting forms
black red blue yellow
struggling
over the large canvasses
the movement of the arm
translates strong feelings
with abstract script
into feverish tokens
creating a message
the painter takes part
in the tragic events
tearing our struggling world
to bloody pieces
in africa asia and here
for lataster
painting is dialogue
about the violent history
of today
each work a confession
human strife
taking form
seeking solution
battling for victory
through creation”
In het werk uit de Amerikaanse periode duikt al het nieuwe op. Met het “abstracte schrift” verbinden zich voor het eerst sinds 10 jaar weer duidelijk herkenbare figuratieve elementen. Eerst naakte borsten, die meestal symbolisch zijn voor de in abstracte vorm al plaats vindende verbinding van natuur en menselijke strijd. Zij staan voor “zulke algemene ideeën als vruchtbaarheid, voortplanting en, uiteindelijk, menselijk overleven”. Hier is het de symbolische vrouwenfiguur in De vrijheid het volk aanvoerend van Delacroix die Lataster tot dit beeld heeft geinspireerd.